
Kweekverslag Brahmaea japonica
Oorsprong: Japan
Verspreidingsgebied: Japan en noord oost China
Klimaat: Gematigd
Voedselplanten: Ligustrum, Syringa, Fraxinus
Jaar: 2009
10 maart
Op Actias heb ik een advertentie gelezen van Colin Wiskin, hij heeft eitjes in de aanbieding van Brahmaea japonica. Omdat ik al een aantal Brahmaea soorten gekweekt heb, lijkt het me wel leuk om deze soort ook eens te proberen, ik stuur een mailtje met het verzoek om 30 eitjes op te sturen.

25 maart
Het heeft even geduurd maar de 30 eitjes zijn vandaag met de post mee gekomen. Ze hebben een bekende vorm maar de licht bruine kleur heb ik bij Brahmaea eitjes nog niet gezien.

4 april
Een paar dagen voordat de eitjes uitkomen, worden ze aanzienlijk donkerder van kleur. Gisteren zijn de eerste eitjes uitgekomen en vandaag zijn de laatste rupsjes uit het ei gekropen, de paar eitjes die nog steeds een lichtbruine kleur hebben zullen wel onbevrucht zijn. De kleine rupsjes lijken erg veel op die van pas uitgekomen Brahmaea hearseyi rupsjes maar zijn wel wat kleiner van formaat.

7 april
Omdat er begin april nog geen blad aan es of sering zit, worden de Brahmaea japonica rupsen ook weer op liguster groot gebracht. Inmiddels zijn de rupsjes in die paar dagen tijd al redelijk gegroeid en zal het niet lang meer duren voordat ze een velletje verder zitten.

10 april
De rupsjes zitten in het L2 stadium, de volledig gesloten zwarte ringen zijn nu op een aantal plaatsen onderbroken waardoor ze een regelmatig vlekkenpatroon hebben gekregen. De haren die in L1 nog wel aanwezig waren zijn nu net als de kleine tuberkels geheel verdwenen, alleen de lange tuberkels op de eerste en laatste segmenten zijn nog aanwezig.

13 april
Weer een paar dagen later maken de eerste rupsen zich op voor een volgende vervelling. Tussen de vervellingen door, zitten ze ongeveer een dag stil om de voorbereidingen te treffen dien nodig zijn. De plooien die boven de schijnpoten zitten zijn bij deze rups duidelijk goed gevuld.

15 april
Na de vervelling is het goed te zien dat er weer flink wat ruimte in de huidplooien zit, er is weer wat meer zwart verwenen, de zwarte vlekken worden steeds kleiner en maken meer en meer ruimte voor de witte grondkleur van de rups. Het kopschild is niet meer geheel zwart, hier komt de kleur geel in de vorm van een lijnenpatroon naar voren.

Vanaf nu is het verschil tussen Brahmaea hearseyi en Brahmaea japonica duidelijk zichtbaar. Als je beide rupsen nu naast elkaar zou houden is er een flink verschil in grootte maar ook wat tekening betreft is er nu een duidelijk verschil te zien.

18 april
Net als bij de andere Brahmaea soorten hebben ze er behoorlijk de vaart in, de rupsen groeien als kool. De eerste rupsen houden zich al weer rustig in afwachting tot de volgende vervelling. Door de witte grondkleur heen, is duidelijk een groene kleur waar te nemen en de huidplooien boven de schijnpoten staan weer duidelijk onder spanning.

20 april
Al weer een jasje verder. In plaats van de groen doorschemerende kleur, is er nu een gele kleur voor in de plaats gekomen en het lijnen patroon is ook nu weer wat aangepast, de zwarte vlekjes worden relatief kleiner na iedere vervelling.

De lange tuberkels zijn niet zo imposant als bij B. hearseyi en hebben ook niet zo’n mooie kurkentrekker vorm, ze zijn wel duidelijk aanwezig en hebben meer een golvende vorm.

24 april
Er gaat al flink wat liguster blad door heen, met 30 rupsen in de bak is het dagelijks verse takken snoeien en is er ook een flinke bak nodig om voldoende takken te plaatsen voor een volledige dag aan voedsel. Ook aan het L4 stadium komt dan een eind en met de gebruikelijke dag rust, is het ook weer een dag waarop er weinig gevoerd hoeft te worden, vooral de dikte van de rupsen is nu fors toegenomen.

27 april
Nu alle rupsen in het laatste jasje zitten, wordt de eetlust er niet minder op. Om een dagelijkse hoeveelheid voor in een bak te krijgen, heb ik ze in twee grote bakken onder moeten brengen, zo kan ik nog steeds volstaan met eens per dag voeren. Zoals bij alle Brahmaea soorten het geval is, zijn in dit laatste L5 stadium alle opvallende spriet vormige tuberkels verdwenen. Over beide flanken van de rups loopt nu een zwarte baan die zeer onregelmatig is onderbroken met witte strepen en stippen waardoor er een ingewikkeld patroon is ontstaan.

30 april
De eerste rups maakt zich duidelijk op voor zijn verpopping, dat is goed te zien aan zijn naar oranje verkleurde rug. Het verkleuren van de rugstreek begint na het legen van zijn darminhoud en is na een paar uur volledig oranje, daarna zal de rups over de bodem van de bak gaan kruipen, opzoek naar een geschikte plaats om te verpoppen.

Omdat er op de bodem van mijn bakken geen grond ligt, breng ik de rupsen die over de grond lopen altijd over in een van de vele bakjes die ik klaar heb staan, daar kunnen ze ongestoord een geschikte plaats zoeken om zich van het rupsenkleed te ontdoen.

2 mei
Niet alle rupsen kruipen onder de grond, een aantal rupsen maken een kuiltje en verpoppen boven op de aarde, die rupsen zijn goed te volgen tot en met het pop stadium. Afgelopen twee dagen is de rups op de zelfde plaats blijven liggen. In het prepupa stadium waar de rups zich nu in bevindt, kan de rups niet lopen, zo nu en dan een enkele draaiende beweging is de enige beweging die te zien is. De kleur van de rups is ook behoorlijk veranderd, zijn geel witte jasje is bijna transparant geworden waardoor de rups een licht groene kleur heeft gekregen.

3 mei
Een dag later heeft de rups zich voor de laatste keer verveld en ligt er een verse, nog deels doorschijnende pop op de grond. Omdat verse poppen erg kwetsbaar zijn, blijven ze nog een dag of twee in het bakje zodat ze goed uitgehard zijn, daarna kunnen ze uit de afzonderlijke bakjes gehaald worden.

5 mei
Na twee dagen is de pop volledig uitgehard en kan hij uit het bakje gehaald worden en gaat hij naar een grotere verzamelbak. Het kleine bakje kan weer gebruikt worden voor wat later verpoppende, meestal vrouwelijke exemplaren.

16 mei
Alle poppen zijn verzameld en aan de 30 eitjes waar ik mee begon, heb ik 25 poppen over gehouden, een goede score dus. Omdat Brahmaea japonica in een gematigd klimaat leeft, zal ik ze op een wat koelere plaats bewaren dan mijn andere Brahmaea poppen. Ze gaan eerst een paar weken onder in de tuinkast en daarna een paar maandjes in de koelkast, zo hoop ik over een half jaartje weer vlinders te hebben.

19 december
5 weken na de poppen uit de koeling gehaald te hebben laat de eerste vlinder zich zelf zien. Het verschil tussen man en vrouw is erg klein en is alleen aan het lichaam te zien, patroon en vleugel vorm zijn identiek, de spanwijdte van de mannen is zoals gebruikelijk wat kleiner. De achterste segmenten zijn bij het vrouwtje aan de rugzijde duidelijk vergroeid.

11 januari 2010
Inmiddels zijn alle poppen uitgekomen en zijn er veel paringen geweest. Paringen duren doorgaans enkele uren en vinden in de nacht plaats, hierdoor dit zelden te zien. Aan het patroon van afzetten is meestal goed te zien of het bevruchte of onbevruchte eitjes zijn. Bevruchte vrouwtjes zetten hun eitjes in kleine groepjes af met een tototaal van 30 tot 100 per nacht. Onbevruchte vrouwtje beginnen met afzetten als ze enkele dagen oud zijn, eerst een paar eitjes per nacht, daarna grote klodders met eitjes. Omdat ik niet voldoende kooien heb om alle vrouwen/koppeltjes afzonderlijk te huisvesten, kon ik niet meer zien of de eitjes die afgezet waren bevrucht of onbevrucht waren. Het resultaat is dan pas na een dag of 3 a 4 voor het uitkomen goed te zien door de donkere verkleuring van bevruchte eitjes.

16 januari
De eitjes van de eerste paringen zijn verkocht en de resterende eitjes van latere paringen beginnen nu uit te komen. Door de draden die de jonge rupsjes spinnen, zijn de eitjes bij grote aantallen moeilijk van de jonge rupsjes te scheiden, het is gemakkelijker om de eitjes die nog uit moeten komen met een pincet uit het bakje te halen en in een ander bakje onder te brengen. Na een aantal verschoningen zijn de eischalen verdwenen.