
Na een goede verzorging van ei, rups en pop, kan het enkele weken tot soms wel meerdere jaren duren voordat de vlinder uit zijn pop kruipt. Waar we in ieder geval voor moeten zorgen, is een geschikte plaats waar de vlinder alle ruimte heeft om zijn vleugels te ontvouwen en te laten drogen. Bij vlinders die zich in cocons verpoppen, kunnen we de cocons tegen het plafond of wanden van het verblijf vastmaken. Zorg er wel voor dat ze bij het uitkomen niet gehinderd worden door de bevestigingsmaterialen. Poppen die zich op of in de grond verpoppen hebben veel baat bij een stuk gaas rondom de bak waar ze in liggen. Iets in het midden van de bak plaatsen geeft vaak een slecht resultaat, omdat ze bijna altijd langs de wanden van de bak opzoek gaan naar iets om zich aan vast te houden. Poppen van dagvlinders die zich met een gordel vast zetten of zich aan de deksel van het verblijf hebben vast gezet, kunnen voorzichtig los gemaakt worden. Als dit gebeurt met behoud van het stukje spinsel waar ze zich mee vastgezet hebben, is dit te gebruiken door ze met een speld aan een latje of stuk polystyreen te prikken. Ook zijn ze op deze manier met een klein druppeltje siliconenkit vast te lijmen aan bijvoorbeeld een bamboestok. Laat de kit vóór het ophangen van de stok, wel eerst een tijdje indikken. Een derde mogelijkheid is om de poppen te bewaren in een bakje met keukenpapier op de bodem. Zorg ook hier weer voor voldoende klimgelegenheid vóór het uitkomen van de poppen.
Na het oppompen/ontvouwen van de vleugels, wat afhankelijk van de soort een kwartier maar ook een uur kan duren, kost het nog eens zoveel tijd om de vleugels te laten drogen. Na het uitkomen van de vlinder en tijdens het ontvouwen van de vleugels, mogen we de vlinders absoluut niet storen met deze bezigheid. Bij verstoring scheiden ze vaak de vloeistof af die nodig is om de vleugels op te pompen en als dit eenmaal gedaan is, blijven de vleugels klein en verschrompeld.
Verblijf

Als verblijf voor de vlinders, gebruik ik een zelf gemaakte kooi van hout en horrengaas, de afmetingen van deze kooi zijn 65x95x45 (BxHxD). Voor het apart zetten van koppeltjes en het afzetten van de eitjes gebruik ik cilindervormige inklapbare gaaskooitjes, hierdoor zijn eitjes van verschillende koppeltjes altijd apart te verzamelen en is een nakweken met de zekerheid van verschillende ouders mogelijk. Een bijkomend voordeel is dat een cilindervormige kooi van licht gaas, vrijwel geen schade aan de vleugels toebrengt. Het probleem bij het kweken van vlinders, is dat ze altijd tegelijk uit lijken te komen en als je meerdere soorten hebt zitten, geeft dat wel eens problemen bij het huisvesten van de vlinders. Grote vlinders zoals Attacus atlas, hebben niet genoeg ruimte in een kooi van deze afmeting wat de kans op een paring aanzienlijk verminderd, daarom vliegen ze bij mij over het algemeen los in de kamer rond totdat ik een paring heb waargenomen. Een klamboe met op water gezette takken kan uitstekend dienst doen als tijdelijk verblijf voor soorten die bij voorkeur op voedselplanten afzetten zoals de doodshoofd pijlstaart maar voor de Atlas vlinders is dit al weer snel te klein.
Paring

Veel vlinders paren zonder al te veel problemen uit zichzelf als je ze met één of meerdere koppeltjes in een kooi zet. Andere vlinders paren alleen onder speciale omstandigheden of helemaal niet, dan is het nog mogelijk om een handmatige copulatie te proberen. Vooral nachtvlinders vinden elkaar, doordat het vrouwtje feromonen uitscheidt via klieren die meestal in het puntje van haar achterlichaam zitten. De mannelijke vlinders kunnen vaak van vele kilometers afstand, dit feromonenspoor volgen totdat hij bij het vrouwtje is aangekomen. Dit is ook de reden dat vrouwelijke nachtvlinders in veel gevallen niet vliegen maar in de buurt blijven van de plaats waar ze uit de pop zijn gekropen. Pas na de paring gaat het vrouwtje op zoek naar geschikte plaatsen om haar eitjes af te zetten. Door de sterke reukzin van de mannelijke vlinders, is het vaak moeilijk om het vrouwtje op te sporen in een ruimte die vergeven is door feromonen. Van een reukspoor is dan geen sprake meer, vooral omdat de lucht binnenshuis meestal redelijk stil staat, het mannetje kan als het ware door de bomen het bos niet meer zien. Door de kamer elke dag goed te ventileren, verdwijnen de meeste feromonen en een paar open staande ventilatie roosters kunnen bijdragen aan wat lucht verplaatsing. ’S zomers zou een verblijf in de buitenlucht goed uitkomst kunnen bieden. Op goede zomer avonden, zet ik de gaaskooien dan vaak buiten neer en veranker ze met een paar bamboestokken zodat ze niet om kunnen waaien. Deze methode wordt voor inheemse vlinders ook wel gebruikt, om mannelijke vlinders aan te trekken als je allen beschikking hebt over een vrouwelijk exemplaar of voor het aantrekken van vers bloed in de kweek. Bij kooien met grote mazen waar de vlinders niet door kunnen kruipen, kan er door het gaas worden gepaard, anders zal er zo nu en dan even gekeken moeten worden of er al mannetjes gearriveerd zijn om ze vervolgens bij het vrouwtje te plaatsen.
Voeding

Een ander belangrijk punt is de voeding van de vlinder. Een redelijk groot aantal nachtvlinders, kan tijdens zijn leven als vlinder geen voedsel opnemen omdat de monddelen (roltong) nauwelijks ontwikkeld zijn. Deze vlinders moeten het doen met de voedselreserves die ze als rups verzameld hebben. Voor de overige groep vlinders, zullen we op de een of andere manier voedsel moeten regelen en in veel gevallen moeten toedienen. De productie van eitjes komt bij veel vlinders niet op gang zonder voedsel. Ook doordat de eitjes vaak gedurende een langere tijd afgezet worden, is het belangrijk dat de vlinders deze periode doorkomen en dit lukt zeker niet zonder voedsel. Door één deel honing te mengen met tien delen water, krijgen we een geschikte oplossing die door de vlinders gedronken kan worden. Voor vlinders die zelf het voedsel kunnen vinden en drinken (veel nachtvlinders), gebruik ik plastic petrischaaltjes met in het deksel smalle sleufjes. Door het petrischaaltje tot aan de rand te vullen, ligt de honing oplossing vlak onder het deksel. De vlinder kan op deze manier niet in contact komen met de kleverige vloeistof en door de sleufvormige openingen in het deksel heeft de vlinder geen moeite om bij zijn voedsel te komen. Een andere manier die ik bij dagvlinders wel gebruik, is het plaatsen van in de honingoplossing gedrenkte watten die in, of aan de buitenkant van de kooi, tegen het gaas bevestigd worden. Bij vlinders die het voedsel niet zelf tot zich nemen moeten we anders te werk gaan. De vlinders kunnen we het beste vast pakken door ze met samen geklapte vleugels, tussen duim en middelvinger aan de vleugelbasis vast te houden, de wijsvinger blijft dan over om eventueel het kopje wat tegen te houden. Door voorzichtig de roltong uit te rollen met bijvoorbeeld een scherpe cocktailprikker of tandenstoker (liefst geen metaal zoals een naald) en het puntje van de roltong in een dopje hogingoplossing te dompelen, zal de vlinder direct merken dat hij iets eetbaars te pakken heeft. Doorgaans zal de vlinder meteen beginnen te drinken en niet meer weg vliegen als hij wordt neergezet. Een aantal dagvlinders zijn verzot op gistend fruit, halve sinaasappels, suikermeloen of pruimen. Als honingoplossing kun je 1 deel honing in 10 delen water oplossen, vaak doe ik er nog een scheutje diksap bij. Doodshoofd pijlstaarten (Acherontia atropos) zet ik meestal aan een spuit met een zwaardere honing oplossing (1:2). Deze vlinders roven in de natuur de honing uit bijenkorven en zijn dus wat zwaarder gewend, omdat ze een vrij korte roltong hebben wil eten uit een petrischaaljt niet altijd lukken.
Vrijlaten?

Ten slotte nog even een opmerking over het vrijlaten van vlinders, in dit geval heeft het alles te maken met variatie en isolatie. Het isoleren van vlinders binnen een soort kan onder andere veroorzaakt worden door een onderbreking van een specifiek biotoop. Een extreem voorbeeld is een afgelegen eiland maar ook bergketens kunnen een drempel vormen. Het wel of niet aanwezig zijn van de juiste voedselplant is natuurlijk ook van groot belang en dit kan beïnvloed worden door heel veel andere factoren. Zo zijn er nog een aantal mogelijkheden waardoor een bepaalde groep vlinders, niet bij de vlinders komen die enige afstand verder leven. Door isolatie van exemplaren binnen één soort, zijn er in de loop der eeuwen verschillende ondersoorten ontstaan. Als we deze ondersoorten met eventuele andere aangepaste eigenschappen of kleurvariaties in stand willen houden, is het natuurlijk niet verstandig om vlinders van in Rusland gekochte eitjes, in Nederland vrij te laten. Dit alles moet natuurlijk wel van soort tot soort bekeken worden. Een Acherontia atropos (doodshoofdpijlstaart) weet bijvoorbeeld vele duizenden kilometers per seizoen af te leggen, waardoor er een redelijk homogene populatie ontstaat. Ook heeft deze vlinder zo goed als geen kans om de Nederlandse winter te overleven en mocht dit wel zo zijn, dan hebben we vaak te maken met onvruchtbare exemplaren. Als we een voorbeeld nemen als Endromis versicolora (Gevlamde vlinder), hebben we met een vlinder te maken die in Nederland vrijwel uitsluitend op de Veluwe voorkomt. In dat geval lijkt het mij niet verstandig om hier een buitenlandse populatie te introduceren.